De zwarte kat
In mei 2009 vertelde buurman Janick dat hij deze winter niet alleen een hond had gekregen, maar er ook een kat was komen aanlopen. De grijze kat heb ik enkele keren gezien. Een rustig beesje dat altijd bij hem binnen was. Janick legde stenen voor de gaten onderaan de deur van mijn grange, (grote schuur) zodat de poes er niet in kon. Maar zo gauw er gemaaid werd en de deuren regelmatig open gingen, werden de stenen niet telkens voor de gaten gelegd door Gerard, onze Franse tuinman. ‘Je moet die schuur dichtmaken’, zei Janick eens.’ Ik zie zelf wel wat ik doe’, dacht ik, ‘ik moet niks.’
De poes had, vermoedden wij, een plekje gevonden in onze grange, tussen alle boerenkarren, apparaten en houtstapels. In juni waren er jonge poesjes zei Janick. Wij zagen een klein zwart poesje rondlopen. Een van de huurders schreef in juli; .. ‘er zit een zwart poesje in de schuur met de pooltafel, zo zielig, die hebben we maar melk gegeven’, zo las ik bij aankomst half augustus. Grrr. Zo hecht dat beest zich aan onze poolzaal.
Die weken zag ik telkens een klein zwart poesje onder een gat van de deur van mijn grange door kruipen. Soms was hij vergezeld van een net zo groot grijs poesje. Hij huisde in onze schuur. Soms als ik daar bezig was, kroop hij onder de metalen deur van de werkplaats door. Een enkele keer trof ik hem op het zitje van de zitmaaier. Twee keer rende hij zelfs het huis in. Nou ben ik geen kattenmens. Ze luisteren niet, komen zelden bij je als jij dat wilt, ze kunnen heel klaaglijk mauwen en de pislucht is niet om te harden. Het diertje was echter ook aandoenlijk. Janick, de poes en Eliotte, de hond, hadden hun plekje. Lucie en ik het onze en deze poes moest dakloos zijn? In mijn schuur hangt echter een hele speciale geur, die mij wegvoert naar vroeger tijden. Niet naar iets dat ik ken, maar naar ooit, eens, een tijd die niet meer is. Het is geen hout, geen grond, geen schimmel, geen bederf. En het is er altijd als ik er binnenkom. Die lucht wil ik niet kwijt. In het voorjaar vind ik wel eens puntvormige drolletjes in de schuur. Waarschijnlijk huisde er swinters een vos, denk ik. Eigenlijk zou ik die schuur dicht moeten maken. Aan de onderkant van de afgesleten, deels verrotte deuren van een aantal stalletjes heb ik ook nieuwe planken gezet om ze ‘dierdicht’ te maken. Zwaluwen, vossen of een steenmarter in de schuren en stallen is niet handig tenslotte. Maar ja, ik heb niet zo’n zin in die klus. En het is Janick zijn kat tenslotte. Dat doe je toch niet, zomaar een kat van je laten zwerven, dacht ik.
Op een dag zie ik de kat van achter de grange door een raamopening zonder glas springen. Dat gat gaan we alvast dichtmaken. In een kwartier heb ik er een stuk isolatiemateriaal in geperst. Zo die is dicht. Maar hij had zijn kat toch kunnen laten castreren? Moet ik omdat hij geld uit wil sparen katten in mijn schuur toelaten? En hij is toch verantwoordelijk voor die katten? Dan moet hij ze in huis nemen, een onderdak zoeken of ze laten inslapen. Mensen verzuipen katten wel, dat vind ik wreed. Hij had dat beest moeten laten steriliseren. Op een dag zeg ik manmoedig: Lucie ik ga er wat van zeggen. Janick moet dat maar oplossen, het is een jong van zijn kat. Ik laat het toch nog even betijen.
Die weken lees ik over Taoisme. Over de kracht van niet handelen, Wu Wei. Mooi. Als je niets doet dan lossen dingen zich vaak beter op dan door te handelen. Je hoeft ook weer niet helemaal niets te doen, maar je kunt ingrijpende acties en verstrekkende uitspraken achterwege laten. Ik ken het. Ooit adviseerde ik een client van me om nu eens niet de tweewekelijkse verwijtbrief te sturen aan zijn ex. Zes maanden schreef hij niets, op de hoogst nodige zakelijke regeldingetjes na. ‘Ik heb in jaren niet zo goed contact met mijn ex gehad als nu. Gewoon door mijn kop te houden. Klasse die Chinese ideeen.’ Het dart allemaal wat in me rond. Ik moet er iets mee voel ik. Ondertussen groeit mijn boosheid over de poes. Af en toe loopt die klaaglijk met de staart omhoog langzaam heen en weer tussen Janick zijn huis en onze grange. Een emmer water er overheen? Helpt dat? Kun je dat zo’n dier aandoen? Af en toe rende ik sissend achter hem aan. Het resultaat was dat hij diep de grange in rende en zich verschool achter karren en houtstapels waar ik nooit bij kon. Ik kan niks tegen dat beest doen. Ik besluit de kieren onder de deur dicht te maken. Maar dat is niet heel eenvoudig, want de grond voor de schuur is ongelijk, loopt op en er zitten grote stenen in waar die deur overheen draait. Dat kan ik alleen afsluiten met een flexible flap. Hoe maak ik die? Van autobanden, bedenk ik me. Laat het nu augustus vakantiemaand zijn, dus beide garages in het dorp zijn dicht. Een paar dagen voor het vertrek zie ik in Saint Maigner, onze gemeente, een aanhanger staan met tig oude autobanden er op. Vast van een boer, om de kuil af te dekken. Maar ze kuilen hier bijna niet. Ik ga het gewoon vragen. Daar komt de eigenaar zijn boerderij uit. Dat blijkt de assistent burgemeester. ‘Nee natuurlijk, neem wat u wilt, ze stonden klaar om naar de stort te brengen. Het kost niets.’ Ik laad acht banden in. Plots staat er een vriendellijke oude baas naast me. Even dat slappe handje geven Ca va? Ca va. ‘Zal ik u helpen?,’ vraagt hij poeslief. ‘Nee dank u, lukt me wel.’ ‘Neem ze vooral mee, dan hoeven wij niet naar de stort.’ Nog drie banden extra ingeladen. . Ik herinner me de rubberen golfplaten die ik laatst gebruikt heb voor noodreparatie van een slecht dak. Golfplaten, dat zou nog makkelijker zijn. Die zijn op echter. Ik ga niet 35 km naar Montlucon rijden voor een paar plaatjes. Kost me al met al een halve dag. Twee dagen voor ons vertrek zie ik in Espinasse, een dorpje aan de andere kant van de heuvels, waar ik nooit kom voor inkopen, rubberen platen liggen voor een bouwmaterialen zaak.
Dan hoor ik het poesje klaaglijk mauwen. Vertederend. Hond Eliotte, de schat, komt aanlopen en gaat heel teder met zijn pootje spelen met het poesje. Poesje geeft zijn poot kopjes. Wat hebben die dieren een maatjes aan elkaar. Om de paar uur zie ik ze spelen. Twaalf dagen lang heb ik dat niet gezien en nu zie ik het telkens. Net nu ik definitief die kat daar weg wil hebben.
De laatste dag maken we lijstjes wat iedereen nog moet doen. Ik zet er op: schuur dicht maken. Ik vat de koe bij de horens en begin met een slijptol een band door te slijpen. Het brandt en rookt als de hel. Mijn linkerhand zit vol gestold rubber. Dit krijg ik er niet af. Een kwartier later sta ik met een doorgezaagde band. Dit gaat geen verwerkbare rubberen flap opleveren. Dit word niks. Ja maar ik ga niet de hele dag lopen vogelen om die kutkat uit mijn schuur te houden. Laat Janick wat doen. Of zal ik naar Espinasse om die platen te halen? Dat is maar 10 km.
In een half uur ben ik heen en weer. Ik flex wat stukken uit de plaat, pas ze aan aan de loop van de bodem waar de deur over draait en bevestig ze. Terwijl ik aan het flexen ben komt Janick even aanlopen met een schop in zijn handen. ‘Ca va? Ca va. Et vous? Ik vraag verwonderd: ‘Even tuinieren?’ Terwijl ik weet welk een hekel hij daar aan heeft. En met zijn pijnlijke reuma zal hij niet gauw gaan spitten. ‘Nee voor mij geen tuinieren. Nooit meer. ‘De kat moet een ander huis zoeken. Ik maak de deur dicht.’ Janick heft de armen zuchtend omhoog. ‘Natuurlijk. Ja hij is hier zomaar aan komen lopen. Hij is niet van mij. Ik heb al die poesjes weggegeven.’ ‘Ook die grijze, want die zag ik een tijd lang hier nog?” ‘Nee dat was de laatste van het nest, die is weg. Deze kat is aan komen lopen, ik weet niet van wie hij is. Ik vind ‘t zielig en geef ‘m melk.’ ‘Nou ja, ik klus nog even door.’ Even later neem ik het met Lucie door. ‘Een week geleden,’ vertelde ze, ‘zag ik het grijze poesje lopen in onze tuin. Hij rende door de haag naar het weiland. Even later hoorde ik een geruis, alsof er iets of iemand uit de bosjes sprong. Er klonk een enorme angstkreet van een poes, enkele seconden lang. Daarna hoorde ik niks. En sindsdien heb ik dat poesje niet meer gezien.’
De grange heb ik dicht. Toch? Of zou dat poesje zich nog door de kleinste gaatjes kunnen wurmen? Ze zijn wel lenig, jonge poesjes. Het heeft me toch 3 uur gekost. De schuine ongelijke spleet onder de ijzeren deur van de werkplaats sluiten gaat me nog meer tijd kosten. Zoveel tijd heb ik niet. En ik wil dat beestje niet in mijn schuur. Hij kan in een schuur van buurman Patrice, aan de andere kant naast Janick, of hij kan bij Janick in huis. Nu je het zegt, Patrice heeft net een oude gammele grangedeur vervangen voor een nieuwe. En zijn werkplaats is gisteren door hem voorzien van een nieuwe kunststofdeur. Wat moet dat beestje? Ok. Hij mag ook in de oud ijzer schuur, dat is de enige ruimte die ik nog niet ‘dierdicht’ heb. Goed er is een uitweg. Het beestje kan zich redden deze herfst, of het zoekt elders onderdak. Maar nu die werkplaats nog. Niet fokken Frans, rustig blijven. Kijk even. Als je er nu voorlopig een balk neerlegt. Op de grond, dan is die spleet afgedicht. Er hoeft toch niemand in de werkplaats te zijn tot jij hier weer terugkomt in oktober. In vijf minuten had ik het dicht. Ik slaak een zucht van verlichting. Als beloning zie ik, een half uur later, het zwarte poesje verbaasd voor de Grange zitten. Hij krabt aan de golfplaat op meerdere plekken. Rent mauwend heen en weer. Yes het werkt, het is dicht. Zaterdagmorgen, vlak voor ons vertrek naar Holland, zet ik nog stoelen en parasols in de grange en de werkplaats. De deuren staan open. Zie ik het poesje de grange in rennen. Onder een aanhanger door, uit het zicht. Godgloeiende Grote Goden. Jesses Nee hè. ‘God alle Lucie, nou zit die kat weer in de Grange. Over een half uur gaan we weg.’ ‘Lokken kunnen we hem niet, hij is schuw, zeker voor ons. Gewoon de deur open laten, die loopt er zo wel weer uit, verwacht ik.’ ‘Ik hou even afstand tot de grange en zie, jippiedepippie het poesje weer naar buiten rennen. Ik sluip naar de Grange, spied of ik hem bij Janick zie. Yes. Ik sprint naar de grange en sluit de deuren. Wat kan een mens zich gelukkig voelen. In de sportschoolhouding loop ik naar de rest van de bagage om die in te pakken. Mij kan niks gebeuren. Nog even dit in de poolzaalschuur en die kruiwagen in de werkplaats. Godnondekanonne, vliegt die kat mauwend de werkplaats in. Tussen veertig vierkante meter oude meuk. Daar vind ik hem nooit, daar krijg ik hem nooit uit. Een aantal kwalijke benamingen van ziektes schieten door mijn hoofd. Rustig blijven Frans, leer van wat er gebeurt. Misschien herhaalt de geschiedenis zich. Ik stel me twintig meter verder op. Grrr Janick is er niet om het poesje te lokken. Ik blijf spieden. Mauw, mauw. Poesje zoekt gezelschap en rent naar Janick. De werkplaats uit. In een zucht ben ik bij de werkplaats, deur dicht. ‘Lucie, hou de huisdeur dicht.’ O wat klinkt dat eigenlijk lief, dat poesje. Wat moet zo’n beestje. Het is de laatste dagen steeds meer aan me gaan knagen. Moet ik dat beestje buiten sluiten? Ja maar ik wil toch ook geen zwaluwen, vossen of een steenmarter in mijn gebouwen deze winter? Dit is gewoon een gerechtvaardigde actie. Als we tien minuten later wegrijden zie ik poesje klaaglijk mauwend voor Janicks huis heen en weer paraderen. ‘Lief beesje toch?’ zegt Lucie. ‘Ja.’ Ik denk: waarom sluit je dat beestje buiten Frans? ‘Laat het toe, verwelkom het,’ zou de Taoistische meester zeggen denk ik.
Uiteindelijk zijn we dikke vrienden geworden. Lucie, mijn vrouw is dagenlang vertederd door het contact met de kat. Ze heeft jaren in de schuur gezeten. In een gegeven moment vergezeld door de grijze kat. Dit voorjaar was ze plots verdwenen. Waarheen, dat blijft waarschijnlijk een vraag.
Eén Reactie to “De zwarte kat bij ons Franse vakantiehuis”
februari 3, 2020
Jan StevensGeinig, uw (angst), die een ieder heeft, maar je hebt, terechte en onterechte angsten.
De terechte angsten,zijn uiterst noodzakelijk, ja zeg maar van levensbelang.
De onterecht, daarintegen, zijn door jezelf verzonnen, vaak en denk ik zelf, bihavioristisch, ingesteld.